Watertekort

 

In de zomer van 1976 vielen de mussen die er nog waren dood van het dak. De koperen ploert scheen al wekenlang zonder dat er een druppel regen was gevallen. De ene hittegolf was nog niet voorbij of de volgende kwam er aan. De gewassen snakten naar water. De natuur verdroogde langzaam en de grazige Hollandse weiden namen een troosteloze gele kleur aan. De mais bleef klein en reikte slechts tot kniehoogte. De kersen, de pruimen, de vroege appels een peren, alles bleef een maatje kleiner. Het KNMI verklaarde 1976 tot het droogste jaar sinds 1673. Hoewel, waarschijnlijk was die periode nog wel veel langer want de weerarchiven kenden geen gegevens ouder dan driehonderd jaar. 

Maar ook in 1976 worstelden de boeren en kwamen boven. Logisch, Holland zou Holland niet als we niet met man en macht terugvochten tegen een teisterend natuurverschijnsel. Plotseling was water geen vijand maar een kostbare vriend. De boeren kochten massaal beregeningsinstallaties die langzaam door de velden reden en de kunstmatige regendruppels als enorme fonteinen in het rond strooiden. De fonteinen waren gekoppeld aan lange slangen die als telefoonkabels op grote haspels waren gewonden. De haspels wonden zich zichzelf langzaam op en af. Het water werd aan de sloten en weteringen onttrokken door pompen die werden aangedreven door tractoren. Zo maakte Nederland kennis met een nieuw fenomeen. Zo ver het oog reikte waren beregeningsinstallaties aan het werk. En wie de moeite nam om door onze groene gebieden te rijden had nog nooit zoveel regenbogen op een dag gezien.  

En zie, waar het regende werd het gras weer groen en schoot de mais de grond uit. Dat alles ten koste van hoge investeringen en energiekosten, dat wel. Landbouweconomen rekenden uit dat de kosten die de boeren maakten voor beregening veel hoger waren dan de gederfde opbrengst. Maar dat deerde het boerenhart niet. Verdroogd land stuitte hem veel meer tegen de borst. Het zou en moest regenen. Hollands glorie potverdorie ! 

In die tijd was ondergetekende secretaris bij een Brabants waterschap. De beregeningswoede van de boeren leidde tot een wateraanvoerprobleem. Een volgepompte sloot werd binnen de kortste keren leeggeslurpt door tientallen dorstige slurven. Dat betekende ook dat boeren die aan de voorste mem zaten genoeg water kregen. Maar ze lurkten het water weg voor de veraf gelegen boerderijen. Daarom besloot het waterschapsbestuur tot een maatregel om het beschikbare water eerlijk te distribueren. Die maatregel bestond uit de instelling van een een beregeningsverbod voor overdag.

Tussen 's avonds zeven uur een 's ochtends zeven mochten de beregeningsinstallaties draaien. De dag werd benut om met de aanvoergemalen het waterschap alle sloten tot de rand toe vol te pompen. Op die manier had iedereen evenveel water. Een bijkomend voordeel was dat het beschikbare water beter werd benut. Gedurende de dag was het immers zo heet dat kunstmatig gecreëerde beregeningsdruppes op hete grond voor zeventig procent verdampten terwijl het rendement 's nachts optimaal was. 

En ja hoor, wat we al gedacht hadden gebeurde. Regels zijn er om te worden overtreden. Zo ook deze. Daarom reden we overdag met ploegjes van twee mensen door de buitengebieden om overtreders op te sporen en vriendelijk te verzoeken de installatie uit te zetten. Gelukkig zijn boeren een redelijk volk en dus voor rede vatbaar. Na enige uitleg werd het gemeenschappelijke doel goed begrepen en het duurde niet lang of iedereen hield zich aan het nieuwe voorschrift. Er hoefde geen enkel proces-verbaal te worden uitgedeeld. 

Toch was er een incident. En alleen al om die gebeurtenis werd de zomer van 1976 voor mij een zomer om nooit te vergeten.vergeten. Op een zondagmiddag werd ik gebeld door een bestuurslid die meedeelde dat een zekere boer Janus zijn beregeninsginstallatie aan had staan. Dat had hij vanuit zijn zolderkamerraam met een verrekijker kunnen constateren. Of ik maar even wilde komen want boer Janus was berucht en had een geschiedenis als vechtersbaas in de plaatselijke cafe's. Alleen durfde mijn bestuurslid er niet heen. Eerst probeerde ik boer Janus telefonisch te bereiken maar er werd niet opgenomen. Natuurlijk druk in de weer met zijn installatie. Dan toch maar de stoute schoenen aangetrokken en erheen! Ik kende boer Janus wel een beetje. Eigenlijk was hij al gestopt met zijn boerenbedrijf maar hij had nog een paar hectaren weiland op een hooggelegen gebied waar hij nog wat pinken hield. Het aangevoerde water kon er slechts met moeite komen. Een beregeningsinstallatie had hij niet meer aan kunnen schaffen. Maar nu had hij wel van de plaatselijke brandweer een pomp kunnen krijgen waarmee hij in de weer was gegaan. Mijn auto parkeerde ik aan de weg een beende met mijn bestuurslid rustig het erf op. Janus rook het onraad en kwam ons briesend tegemoet. In de ene hand droeg hij een lang dik touw en in de andere hand had hij een zware ijzeren vuist, zo'n hamer waar je beton mee kapot beitelt. Dat voorspelde niet veel goeds. Een redelijk gesprek bleek niet mogelijk. Op mijn naam reageerde hij furieus. Wammes, Wammes , ik zal oe Wammessen en hij zwaaide vervaarlijk met de hamer in het rond. Het was duidelijk, de oude Janus was ten einde raad. Al wekenlang reed hij met watervaten op en neer om zijn dieren te drinken te geven. Zijn land verdroogde en hij wist niet waar hij het voer vandaan moest halen. Op mijn aanzegging dat hij nu toch zijn pomp uit zou moeten zetten barstte hij uit in een verschrikkelijke huilbui, deed theatraal de lus van het touw om zijn nek een liep naar een balk in de schuur. “Hier, hier op deze plek ga mijn eigen ophangen als ik die pomp moet uitzetten”, schreeuwde hij geheel overstuur. Gelukkig had Janus een wijze vrouw die had geleerd haar weerbarstige echtgenoot op de juiste manier te hanteren. Gedienstig vroeg ze hem: “Zal ik je dan maar even ophijsen Janus? “.

Tegen dit lieftallig aanbod was Janus niet opgewassen. Als een pierlala zakte hij neer op een hooibaal en snikte het uit. Omdat wij de zaak op dat moment niet verder op de spits wilden drijven hebben we die dag een oogje toegeknepen. Wel namen we ons voor om, als het nog nodig was, de volgende dag terug te komen en de zaak dan door te zetten.  

Het was al eind augustus. Die nacht zette de hemel zijn sluizen open en liet zijn vloeibare goud met veel geweld op Nederland plenzen. De uitgedroogde natuur absorbeerde de neerslag als een spons. En zie, binnen een week was alles weer groen. En de boeren kregen voor het eerst sinds lange tijd weer goede nachtrust. 

Als mensen sindsdien klagen over droogte heb ik mijn mijn troostend antwoord altijd klaar en zeg dan: “Een ding is honderd procent zeker, in Nederland gaat het uiteindelijk altijd weer regenen”. 

Go Wammes

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb