Laatste post
De oude baas was slecht ter been. Daarom maakte Joop Onrust voor mijnheer Drooglever altijd een uitzondering en bracht de post tot de brievenbus van het huis. ‘Pas op voor de hond’, stond er op de plank bij het toegangshek van de villa aan de Oranjesingel. Naast deze spreuk stond een schildering van een vervaarlijke bouvier met een hap uit iemands broek tussen zijn tanden. Maar Joop was niet bang voor honden, anders had hij zijn beroep al lang vaarwel kunnen zeggen. Alsof de dieren aanvoelden dat ze te doen hadden met een goedmoedige lobbes, lieten ze zich kwispelend door hem aaien
Joop wist hoe hij met discrete post moest omgaan. Hoewel er ’s ochtends tijdens de sorteerwerkzaamheden door de boys platte grappen over werden gemaakt, gold onder postbezorgers toch een generaties doorgegeven erecode: ‘Horen, zien en zwijgen’. Elke eerste zaterdag van de maand bevatte de post van mijnheer Drooglever een geheimzinnige envelop met luchtkussentjes. Nooit stond er een afzender op, zelfs niet de naam van de ontvanger. Alleen het adres met de juiste postcode. Alsof de afzender de naam Drooglever niet kende. Of reden had om de naam te verbergen.
Bello buitelde ook deze zaterdagochtend enthousiast om hem heen en maakte bijna een salto mortale om het suikerklontje uit de lucht te plukken. Daarna huppelde hij met Joop mee naar de voordeur waar mijnheer Drooglever achteloos het stapeltje brieven aannam. ‘Hebt u tijd voor een kopje koffie, postbode?’ vroeg de oude man steevast. ‘Eigenlijk niet mijnheer,’ was Joops geijkte antwoord. Maar op zaterdag maak ik een uitzondering. Doet u geen moeite, ik zal de koffie zelf wel even zetten.’ Mijnheer Drooglever schuifelde dan met zijn looprekje naar binnen en aaide tevreden over datgene waarop hij al een poosje wachtte.
‘Het is de prostaat mijn jongen, de prostaat weet je. Ze proberen de celdeling in bedwang te houden maar ik weet niet hoe lang dat nog goed zal gaan. Als ik niet kan piesen, dan moet er weer zo’n katheter doorheen geperst. Maar gelukkig heb ik mijn schaakpartijen. Als ik mezelf concentreer op de vierenzestig velden, dan verdring ik de gedachte aan pijn. Chemo wil ik niet. Ik geloof niet dat het de bedoeling kan zijn om mezelf te vergiftigen met zulke onvolmaakte middelen. Magere Hein zal me hoe dan ook achtervolgen tot ik de koning voor altijd om moet leggen. De koffer voor de laatste reis staat al klaar. Het zal niet lang meer duren voordat iemand mijn as over het rozenperk in de voortuin mag strooien’. Zijn woorden klonken als een laatste wens. Met zijn gerimpelde vingers lukte het mijnheer Drooglever om een luchtkussentje stuk te knijpen.
Op de Biedermeier tafel stond altijd het schaakbord. Mijnheer Drooglever speelde sinds zijn jeugd correspondentiepartijen met een oud- studiegenoot. De zetten golfden op en neer, van oudsher genoteerd op de binnenkant van de banderol van tijdschriften die ze met elkaar uitwisselden. Nette tijdschriften over chemie en aandelenhandel. Soms maakte zijn schaakvriend een korte opmerking bij de zet. ‘Beste Drooglever, dit keer speel ik de dame van A1 naar H8. Het is mijn allervriendelijkste plan je te vermorzelen’.
Op een keer vroeg Joop aan mijnheer Drooglever of hij de liefde had gekend. ‘Jazeker postbode’ antwoordde mijnheer Drooglever voornaam. ‘Helaas is mijn vrouw al acht jaar dood. Ze heeft zichzelf uitgehongerd om naar onze enige dochter te kunnen opstijgen. En nee hoor, er is geen familie meer. Alleen een paar verre achterneven, die mijn bestaan nauwelijks kennen. Met de zussen van mijn overleden vrouw ben ik al heel lang gebrouilleerd. Ik heb maar enkele hobby’s. Schaken en de handel in aandelen maken daar deel van uit. Ik heb er mijn handen vol aan.’ Terwijl hij zijn hand op Joops knie legde, zei hij: ‘Toch ben ik geen eenzaam mens postbode, zeker niet als u de envelop blijft brengen en af en toe koffie met me drinkt.’
Het gezicht van de oude man werd snel rimpeliger en zijn huid kreeg langzaamaan iets doorschijnends. Maar de vastberadenheid in zijn blik en zijn geestkracht leken niet te tanen. Er was iets waardoor hij zich aan het leven leek vast te klampen. ‘U ziet er niet goed uit mijnheer Drooglever. Zal ik Astrid vragen of ze eens gezellig voor u komt koken? Wat vindt u van heerlijke rode kool met appeltjes en bloedworst?’ ‘Dat is een goed voorstel postbode,’ zei mijnheer Drooglever. Ik wil uw echtgenote graag leren kennen’.
‘Hij heeft gesmuld,’ zei Astrid toen ze ’s avonds in Joops armen lag.‘Hij vindt dat we van onze spaarcenten callopties van de KPN moeten kopen. Die staan nu erg laag en hij verwacht een snelle stijging. Volgens mij is hij heel deskundig. Ik heb best vertrouwen in hem.’ Joop bromde : ‘Je moet je niet gek laten maken schat. Beleggen is niets voor ons soort mensen. Ik ben heel gelukkig met jou en ons huisje. Beter één vogel in mijn armen dan tien in de portefeuille van mijnheer Drooglever.’ En hij drukte haar steviger tegen zich aan.
Het was weer de eerste zaterdag van de maand maar dit keer rende er geen Bello naar het hek. Toen Joop aanbelde werd de deur geopend door een in het wit geklede dame die zich voorstelde als gezinsverzorgster. Zij was bezig het huis te ordenen. Bello opende lusteloos zijn bek voor het suikerklontje.‘Mijnheer Drooglever is gisteravond naar het ziekenhuis gebracht en hij heeft dit voor u achtergelaten.’ zei de vrouw. Ze overhandigde Joop een dichtgeplakt briefje. Hij las: ‘Beste postbode, ik zou het zeer op prijs stellen als u me in het ziekenhuis wilt bezoeken. En wilt u dan alstublieft de blanco envelop meebrengen. Alle andere post mag voortaan branden in de hel. Ook zou u me geweldig helpen als u Bello onderdak wilt bieden. De rekening voor de verzorging kunt u sturen naar notaris Breetveld.’ Joop fietst somber naar huis. Bello liep aan de riem met gebogen kop naast hem. Thuis begroef de bouvier zijn snuit in Astrids schoot.
Toen Joop gekleed in zijn uniform in het ziekenhuis arriveerde, lag mijnheer Drooglever al opgebaard in de rouwkamer. ‘Nee, ik ben geen familie. Ik weet alleen dat hij graag gecremeerd wilde worden,’ zei Joop tegen de begrafenisondernemer. Het lichaam was gekleed in het kostuum dat de gestorvene al lang voor zijn laatste reis had ingepakt. Wat later was Joop met mijnheer Drooglever alleen. Voorzichtig knoopte hij het overhemd van de dode een stukje open en verborg de enveloppe onder het witte katoen. Horen, zien en zwijgen, sprak hij tot zichzelf. Drie dagen daarna keek Joop peinzend naar de schoorsteen van het crematorium en zag hoe mijnheer Drooglevers geheim opging in oneindigheid.
Een week later namen Joop en Astrid schuchter plaats tegenover de notaris. ‘Het was zijn laatste wil dat deze post in uw bezit zou komen,. mijnheer Onrust,’ zei de heer Breetveld en reikte hem een dichtgeplakte envelop en een zilveren mesje. Met trillende vingers sneed Joop de omslag open.Voor eerst sprak mijnheer Drooglever tot hem op vertouwelijke toon. Hij las: ‘Beste Joop, bedankt voor je discretie. Mijn huis schenk ik jou. De aandelen zijn voor Astrid. Zij heeft daar meer verstand van dan jij. En willen jullie alsjeblieft goed voor Bello zorgen? Bel nog eens bij me aan, eens in de eeuwigheid.’
Een jaar later bloeiden de rozen nergens zo mooi als in de tuin aan de Oranjesingel.
Maak jouw eigen website met JouwWeb