De ontmoeting
De ontmoeting
Noch is Polen niet verloren,
noch van achteren noch van voren.
Hobbelend over Polens wegen
hebben wij de geest gekregen.
Bigosj, Borjst en witte kolen,
Dat is iets voor halve zolen.
Weer naar Polen, weer naar Polen,
Naar ons tweede vaderland.
De Lady heeft bij ons in de loop der jaren een warm plekje veroverd en we hopen dat ze nog lang zal leven. Lady Leyland heeft haar naam te danken aan haar eerbiedwaardige ouderdom en edele afkomst. Zij wordt ook wel aangeduid met de oneerbiedige bijnaam: “Gele rups”. We spreken over de lijnbus, de oldtimer die Pierre jaren geleden kocht van de Friesche Automomobiel Maatschappij (FRAM).
Pierre is een charismatische verzamelaar van mensen, spullen en fondsen. In de gele rups timmerde hij een houten keuken. De passagierscapaciteit bracht hij terug tot 9 zitplaatsen. Telkens weer zoekt hij mensen die het aandurven om onder zijn leiding avontuurlijke tochten te ondernemen. Daarna vult hij de bus met hulpgoederen. Veel kubieke meters voor de spullen, minder ruimte voor de passagiers. Zo organiseerde hij tot nu toe vele reizen. Wie mee durfde beleefde een onvergetelijke tijd. Een vakantie in het rijdende gele huis was een hobbelend leven van koken, zingen, discussiëren, wodka en velerlei emoties. Zo’n tocht betekende bezoeken aan kloosters, kindertehuizen en kerken en mooie steden. De lady stopte verscheidene keren voor kamp Auschwitz. We beleefden de toppen en de dalen van de Poolse geschiedenis en cultuur. Slapen deden we vaak op meegenomen matrassen in kerkezaaltjes, ziekenhuizen, jeugdhonken, vakantiehuisjes en desnoods in de gele rups zelf. De goederen gingen naar kloosters, kindertehuizen, ziekenhuizen en families. In de meest afgelegen houten huisjes van verbaasde houtskoolbranders kregen onze oude spullen een tweede leven. De pakketten met levensmiddelen brachten niet alleen onbekende weelde, maar vooral hoop en troost.
Toen in 1982 in Polen de staat van beleg werd afgekondigd, at de burgerij alleen nog maar aardappelen met augurken. Het land stond op de rand van hongersnood. Nederland bood hulp. Bij de supermarkten stonden dozen om door het winkelend publiek te worden gevuld. De vrachtwagens stroomden vol en vormden lange colonnes die oostwaarts reden. De chauffeurs deelden het voedsel uit in de steden die zij het eerst bereikten. In die tijd leerde Pierre als trucker zijn eerste Poolse woorden. Gewoon op straat, door heel vaak de weg te vragen. En hij keek verder dan zijn neus lang was. Zo zag hij dat zijn collega’s niet doorreden naar het oostelijk deel van Polen. Hij deed dat wel. Op zijn lange tochten over slechte wegen naar de Russische, Oekraïense en Slowaakse grenzen ontmoette hij de hartelijke, gastvrije Poolse ziel. Het land heeft hem nooit meer losgelaten. Zijn met olievlekken besmoezelde documentatiemap met adressen en notities werd alsmaar dikker. Zijn kennis van de Poolse taal nam evenredig toe. Toen de colonnes minder werden, zetten Pierre en zijn moeder Bep het werk onverdroten voort. Samen kochten zij hun eerste passagiersbus. Bep haalde op 58-jarige leeftijd haar groot rijbewijs en samen vonden ze de gouden formule die de 20e eeuw zou overleven. Steeds meer passagiers raakten betrokken. Uit iedere reis ontstonden nieuwe initiatieven. Want als je het goede in mensen losmaakt, ontstaan sneeuwbaleffecten. Bep’s overlijden verdubbelde Pierre’s idealisme.
Gedrevenheid stopt niet bij de Poolse grens. Daarom ondernam Pierre in 1995 het Roemenië-avontuur. In één dag moest hij daarvoor de Poolse, Slowaakse en Roemeense grens passeren. Na ’s ochtends om vijf uur uit zuidoost Polen te zijn vertrokken stond de gele rups ’s avonds om zeven uur op Roemeense bodem. Niet gehinderd door enige kennis van de taal en zonder reisprogramma stond Pierre bij een benzinestation. Met passagiers die op hem rekenden en een bus vol spullen. Hij vertrouwde op zijn talent om uit de hoge hoed van het ogenschijnlijke niets goede ingevingen te toveren.
Toen hij weer op het gaspedaal wilde trappen, zond de engel op zijn schouder hem het teken waarop hij hoopte. In de auto die naast hem stopte, telde hij vier jonge kloosterzusters. Zonder enige aarzeling trok hij zijn voet terug want hij voelde dat dit een cruciaal moment was.Toen de nonnen zijn engelengezicht zagen, sloegen de vonken over. Zuster Marcela sprak een mondje Engels. Ze maakten deel uit van de orde van de Heilige Basilius binnen de Grieks-Katholieke kerk en waren op weg waren naar hun klooster in Cluj-Napoca. Toen Pierre zijn weg vervolgde, had hij een uitnodiging op zak om met het gezelschap het zusterklooster te bezoeken. Deze ontmoeting werd het begin van vele nieuwe vriendschappen tussen Roemenen en Pierre’s passagiers.
Tussen Bul- en Hongarije,
Ligt het mooi Roemeense land,
Vol met kuilen en met met gaten
Maar dat mag niet in de krant,
Alleluja alleluja,
Maar dat mag niet in de krant.
Maak jouw eigen website met JouwWeb