Ambrosius jojoot

 

Ambrosius jojoot 

Ambrosius voelt zich opperbest en barst weer van de energie. Overal schept hij op over zijn gewichtsafname en vertelt aan ieder die het horen wil dat afvallen een fluitje van een cent is. Maar opscheppen doet hij niet alleen letterlijk. Ook figuurlijk laadt hij op feestjes en recepties zijn bord weer voller met salades, worst en grand desserts. En omdat de vrolijke bourgondier een alsmaar groeiende familie- en vriendenkring ontwikkelt schakelen die feestjes zich steeds frequenter aaneen. Ook krijgt hij weer meer oog voor mooie wijnen, bieren en vele smaken alcoholica en verliest zich in onmatigheid. Zijn leven is een groot feest. Maar de weegschaal verliest hij uit het oog. 

Daar zijn ze weer, oude demonen

het verhaal wordt nu stokoud.

Protestanten en toffelemonen,

ze gaan steeds weer in de fout. 

Het is twee jaar later en Ambrosius loopt inmiddels weer over van schuldgevoel Hij is namelijk terug op zijn oude gewicht. Dat wil zeggen 30 kilo te zwaar. Zonde, zonde, zonde, mompelt Ambrosia dag in dag uit. En tot overmaat van ramp is de decembermaand weer in aantocht. De goede lobbes heeft zojuist zijn zeventigste verjaardag gevierd en raakt zachtjesaan in de versombering. Hij begrijpt verdraaid goed hoe de 120 pakjes boter teveel aan zijn lijf een aanslag plegen op bloedvaten, gewrichten en de insulinemakende alvleesklier.  

Na de suikerbeesten en boterletters van het sinterklaasfeest ligt Ambrosius met flinke griep in bed. Hoge koorts dwingt hem tot bangwordende dwangdromen. Een geraamte met een zeis komt zijn kamer binnen maar verdwijnt weer zodra de vleesmassa op het bed schreeuwend om zich heen begint te zwaaien. Eten doet de zieke die dagen nauwelijks hetgeen volgens Ambrosia geen ramp is. Pas tegen kerstmis is hij een beetje hersteld. Maar dan slaat het noodlot opnieuw toe. Met een fikse blaasontsteking belandt hij opnieuw in bed en wederom verschijnt hem de man met de zeis. Zo kwakkelen voor Ambrosius de feestdagen voorbij. Slechts de amuses die Ambrosia op een dessertlepeltje voor zijn neus houdt, werkt hij naar binnen. 

Direct na de jaarwisseling gaat de delinquent met zijn plasje naar de dokter om de ontsteking te laten onderzoeken. Poppy, die dit keer niet in de stemming is voor grappen en grollen, steekt het staafje in het potje met de plas en kijkt ernstig naar de verkleuringen. “De ontsteking is voorbij maar er zit verdomd veel suiker in je urine man. En het gehalte is zo hoog dat ik jou hierbij tot diabetespatiënt verklaar. Vandaag nog bloedprikken en morgen terugkomen . Dit is mijn uitspraak en hiertegen is geen hoger beroep mogelijk ! ” 

Brutus heeft het vonnis aangehoord. Platgeslagen verlaat hij het gerechtsgebouw. Beteuterd tuurt hij op het bloedprikformulier en de verwijzingen naar de diabetesverpleegkundige, de dietiste en de polikliniek voor een oogfoto. Hij weet dat hij na zeventig gezonde bourgondische jaren terecht is gekomen in een machtige medische molen waar uitstappen niet meer mogelijk is. En hij verwenst alle hemaworsten, appelflappen, lekkerbekjes, stroopwafels en pruimenjenevertjers van de wereld. Het enige voordeel van de situatie is dat hij weer een innige relatie zal gaan opbouwen met Olijfje, de dietiste die hem weer van zijn kilo’s zal moeten afhelpen.