Kippenmeisje

 Vanwaar mijn kippenliefde? Omdat ik zelf een kip ben. Ik ben geboren in een dorpje op het Poolse platteland. Toen mijn ouders merkten dat ik blind was schaamden ze zich diep en moffelden me als baby weg in het kippenhok. Papa en mama heb ik nooit leren zeggen. Wel leerde ik het maken van tevreden keelgeluidjes als een vrouw mijn papje bracht. Ontevreden geluidjes wanneer ik honger had of als het vroor. Enthousiast gekakel als een van mijn vriendinnen weer zo’n warm rond ding had  geproduceerd waarvan het binnenste zo lekker smaakte. Maar ik leerde ook de angstige stilte kennen die er heerste als Jacob een van mijn vriendinnen uitzocht om te bevruchten. Gelukkig liet hij mij links liggen. Ik bekleedde immers de laagste rang in de pikorde. Toen op ik op driejarige leeftijd door de kinderbescherming werd opgehaald was ik vertrouwd met de taal en de gewoonten in het kippenhok. 

De nonnen van het kindertehuis wisten in begin geen raad met zo’n scharrelende schuwe peuter die alsmaar in het tapijt krabde en alleen schorre keelgeluiden maakte. Met eindeloze liefde, geduld en lekkere hapjes slaagden ze er na jaren in mij van een kip te veranderen in een diepgelovig christenkind. Op mijn vijfde jaar kon ik voor het eerst lopen en wandelde aan de hand van zuster Cecilia mee in de processies. Toen ik vijftien was las ik zelfstandig de kinderbijbel. Nu  ik tien jaar later mijn eeuwige gelofte heb gedaan weet ik mij definitief geborgen in de warmte van de geloofsgemeenschap.  

Vader Jacob, die bij ons altijd de Heilige Mis komt doen, noemt me de kippenzuster. Het is mijn taak te voorzien in de eierenbehoefte van het klooster. En dat lukt prima met mijn toom van dertig Wyandottes. Als Pasen nadert broeden we altijd  nieuwe kuikens. Diep in mijn buik voel ik dat ik het liefst bevruchte eieren zou kopen. Dan zou ik met alle liefde die in mij is het jonge leven uitbroeden  tussen mijn warme volle borsten. Maar dat vindt moeder overste niet goed. En een haan die Jacob heet wil ze ook al niet. 

Geesje is mijn gevederde witte vriendin die me altijd gezelschap houdt. Ze wijst me met  keelgeluidjes de weg naar het park waar we samen scharrelen.  

Sommige kleuren heb ik leren ruiken. Geel is de geur van de dooier. Rood is de geur van een kaalgepikte nek. Wit is een orgasme. Die voel ik als ik, net als Geesje, geknield voor vader Jacob de zegen krijg. Wit, dat is ook de zuivere, onbevlekte kleur van mijn ziel zegt moeder overste. Wat zou ik die kleur graag beter kennen.

Go Wammes

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb