BOEKEN
Ik hoor het onze schoolmeester nog zeggen: “Lezen is denken met het hoofd van een ander”. Sindsdien ben ik mijn hele leven razend nieuwsgierig naar wat er zich in het hoofd van anderen afspeelt. En daarom is een hele wand van onze huiskamer nu gevuld met boeken. Dat zijn niet al onze boeken. Omdat we nog regelmatig bijkopen moet er af en toe ruimte worden gemaakt. Dat doen we door, met pijn in het hart, oudere exemplaren naar zolder te verhuizen. Maar er zijn schrijvers die ondeelbaar zijn. Hun oevre splitsen we niet.
Zo is ons huis vervuld van wassende geestelijke rijkdom. Die rijkdom brengt mijn lief en mij nog dichter bij elkaar. Bijna iedere avond lezen we ons samen in slaap. Ik zou niet kunnen leven met een partner die deze hartstocht niet met me zou kunnen delen. De liefde voor boeken is een van onze bindmiddelen.
Ook nu ik weer mijn ogen over de rijen laat gaan en aan de verhalen denk is het alsof mijn lievelingsschrijvers zwijgend en glimlachend uit de drukinkt komen en warm om me heen zweven. En ik heb heel sterk het gevoel dat hun verlangen om mij te bevruchten net zo sterk is als mijn ongebreidelde behoefte om te zoeken naar het diepste van hun ziel. Vandaag, nu ik dit schrijf is er aan mijn tafel plaats voor Multatuli, Willem Elsschot, Isaac Bashevis Singer, Godfried Bomans en Herman de Man. Achter hen zweven beelden van Woutertje Pieterse, Villa des Roses, Sosha, Kopstukken en Het Wassende Water. Het zijn stuk voor stuk boeken die ik meermalen heb gelezen. Sommige passages kan ik op feestjes en aan tafel declameren. Ik zou nog veel meer favorieten kunnen laten aanschuiven maar die moeten nu even in de wacht. Anders raken mijn eigen lezers in de war.
Ik mag wel zeggen dat de nonconformist Multatuli mij het meest heeft gevormd van allemaal. Zijn belangrijkste uitspraak: “: De roeping van de mens is mens te zijn” heb ik tot mijn lijfspreuk gemaakt. En wie kent niet meester Pennewip, Juffrouw Laps, Batavus Droogstoppel, Woutertje Pieterse en Max Havelaar? Beroemd en indrukwekkend is zijn vlammend protest tegen de uitbuiting van het Indonesische volk:
“Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het nodig zal wezen….God geve dat het niet nodig zy! Neen, het zal niet nodig zyn. Want aan u draag ik mijn boek op Willem de derde, Koning, Groothertog, Prins, meer dan Prins, Groothertog en Koning….keizer van het prachtige ryk van INSULINDE dat zich daar slingert om de evenaar als een gordel van smaragd…..Aan u durf ik te vragen of het uw keizerlijke wil is dat daarginds Uw meer dan 30 miljoen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UW NAAM?
En dan is er zijn voor die tijd recalcitrante opvatting over Jezus:“
Er is een zotte begripsverwarring in de mening dat ik een vijand van Jezus wezen zou. Van de duizend en een Christendommen, Ja! En ik beweer dat Jezus in die vyandschap mijn bondgenoot wezen zou”.
Van Willem Elsschot heb ik natuurlijk ook Kaas, Lijmen en het Been en Het Dwaallicht. Maar Villa des Roses is zijn debuutroman uit 1913. In zijn kern gaat het boek over bedrog. De bedriegers winnen, de goeden gaan er onder door. En Elsschot verstond de kunst om dit thema te behandelen met een onnavolgbare humor waadoor je het boek in een ruk uitleest. Willem Elsschot heeft een heerlijke sappige Vlaamse ingetogen stijl. Ook zijn gedichten zijn erg mooi. Willem is een van mijn favorieten.
Godfried Bomans zit aan mijn rechterhand en ik zeg tegen hem: “Weet u mijnheer Bomans, ik heb al uw boeken gekocht. En ik hoor hem antwoorden: “O, bent u dat”. Van Godfried Bomans heb ik geleerd waarom meisjes niet kunnen schaken. Hij beweerde dat meisjes geen gevoel hebben voor exacte vakken en lichtte dit toe aan de hand van het volgende voorbeeld. Zijn wiskundeleraar wilde op het schoolbord een kubus tekenen maar de krijtjes waren op. Vervolgens wist hij de kubus met gebaren zo suggestief voor de klas neer te zetten dat, doen de klas uitging , de jongens er eerbiedig omheen liepen. De meisjes echter liepen er dwars door heen. Maar het is waar, van Bomans heb ik echt alles. Kopstukken, zijn kleinste boekje, kun je niet lezen zonder te schaterlachen, speciaal waar het betreft zijn bezoek aan de honderdjarige. Hem werd opengedaan door de reeds zwaar door ouderdom aangetaste kleinzoon die de intervieuwer naar zolder verweest. Daar aangekomen trof Godfried de honderdjarige zwaaiend in de ringen waarin hij net een vogelnestje had gemaakt. Ook geniet ik van de enorme fantasie in zijn Groot Sprookjesboek.
Met Isaac Bashevis Singer heb ik pas kennisgemaakt toen ik zo’n 20 jaar geleden mijn huidige, Joodse vrouw Trudi leerde kennen. Niet alleen Trudi werd in die tijd mijn nieuwe liefde maar ook de Nobelprijswinner voor literatuur: “Singer”, een joodse schrijver. Singer heeft veel boeken geschreven over het vooroorlogse joodse leven in Polen, voornamelijk in Warschau. Het bijzondere van Isaac Singer is dat hij je al pakt op de eerste helft van de eerste bladzijde. Zijn ongekend vakmanschap, grote wijsheid nemen je al na een paar zinnen in de houdgreep. Dat overkwam me bij al zijn romans. Ik heb geen van zijn boeken gelezen zonder regelmatig vol te schieten, zowel om het verhaal zelf als om de schoonheid van de taal zoals hij die gebruikt. Singer neemt je bij je lurven en sleept je zin voor zin door zijn boeken.
Herman de Man, afkomstig uit Oudewater, levert een heel ander verhaal op. Op 12 jarige leeftijd las ik zijn boek “Het wassende water”. In dit boek wordt een boer uit het achterland, Gieljan Beijen genaamd, hoogheemraad bij het waterschap van den Lekdijk Bovendams. In de winter van het jaar 1887 waste het water tot der dijken rand en voert Gieljan het dijkleger aan. Hij zetelt dan in het Dijkhuis te Jaarsveld een dijkdorp in de gemeente Lopik. Het boek sprak me geweldig aan. Dit leidde er toe dat ik op mijn 23ezelf een loopbaan begon in de waterschapswereld. Het Wassende Water las ik bij herhaling en ik bleef het mooi vinden. In 1987 stond er in het blad Waterschapsbelangen een personeelsadvertentie voor de functie van secretaris-penningmeester van het Waterschap Lopikerwaard waarvan het secretariaat gevestigd was in het Dijkhuis van Jaarsveld. Ik solliciteerde en werd aangenomen. Ik had mijn kantoor op de eerste verdieping met een balkon dat uitkeek over de Lek. Daar heb ik me de rest van mijn loopbaan Gieljan Beijen gevoeld. Ik werd lid van de Vereniging Herman de Man en verzamelde al zijn boeken. Herman is in 1947 omgekomen bij een vliegtuigongeluk. Nu voel ik zijn aanwezigheid hier bij mij aan tafel en denk aan het gedicht dat ik in 2009 maakte, geïnspireerd door de roman die zo bepalend voor mijn leven en loopbaan is geweest.
Kruiend ijs.
Genadig laat de vorst zijn teugels vieren
schotsen knallen van elkaar
en kruipen zwijgzaam door rivieren,
weerbarstig en onhandelbaar.
Maar zie hoe ijs zich hoopt tot dammen
onwrikbaar onder mensenhand,
het schuimend nat in dikke kammen
wast woedend tot der dijken rand.
De kering houdt maar zal toch breken,
nimmer bestand voor eeuwigheid
en voor de wintervorst zijn streken.
Er is een macht moet ik u preken
die altijd krakend kruit de tijd,
en het sterkst verzet zal wreken.
Maak jouw eigen website met JouwWeb