DE BEGRAFENIS VAN MELENTE
Aan het eind van de lange strenge winter, strompelend naar de schapenstal, bleef zijn hart plotseling stil staan. Zijn versleten lichaam viel voorover in de smeltende sneeuw. De hoge schapenwollen muts rolde nog een stukje door de modder zodat de warme dampen van zijn hoofd omhoog stegen. Na een hard leven van vijfentachtig jaar zond de eenvoudige boer Melente zijn geest naar de almachtige waarin hij een leven lang zonder ook maar een zweem van twijfel zijn vertrouwen had gesteld. Achter het keukenraam zagen twee ogen wat er gebeurde. Het waren de ogen van Virginia die meteen besefte dat zij vanaf nu, als weduwe voor de rest van haar leven in het zwart had te gaan. “Wee mij, wee mij”. Haar woorden schalden als klagende klokken door de boerenfamiliewoning.
Melente had zijn leven lang nooit een dokter gezien. Zes gouden kiezen in een verder tandenloze mond verraadden het enige contact met de medische wereld. Zijn dorpje in de steile heuvels, aan de voet van de berg Tibles, lag te ver van de grote stad om beslag te leggen op de gezondheidszorg. Melente had wel degelijk gemerkt dat hij geleidelijk kortademig werd. De weg naar zijn aardappelveld op de licht glooiende heuvel achter de boerderij , viel hem steeds zwaarder. Dankzij het enige medicament dat hij kende, zijn zelfgemaakte pruimenjenever, had hij vorige maand een longontsteking maar net overleefd. Al het zweet des aanschijns en een leven van veel kiespijn lagen verborgen in de diepe plooien achter de harde baardstoppels van zijn verweerd gezicht.
De rijkdom van Melente en Viginia bestond behalve uit een stuk land met tien hectaren bos uit drie zonen en vijf dochters waarvan een aantal zich had verspreid over de rest van Roemenie. Twee dochters woonden nog bij opa en oma. Hun mannen verdienden de kost in Italie en Spanje en hoopten met het verdiende geld ooit een eigen huis te kunnen bouwen. Terwijl Melente met zijn dochters het zware land- en bosbouwwerk verrichtte, vertroetelde oma Virginia de kleinkinderen en deed haar werk in de keuken.
De afgelegen Roemeense dorpjes tellen meestal niet meer dan 200 a 250 inwoners. Iedereen is wel op de een of andere manier familie van elkaar. Dat betekent dat bruiloften en begrafenissen evenementen zijn voor het hele dorp. Deze gelegenheden verlopen volgens een vast ritueel waarbij ieder lid van de familie- of bekendenkring precies weet wat zijn of haar rol is bij de gebeurtenissen. Het draaiboek is niet uitgewerkt op papier maar bestaat uit tradities die van generatie op generatie worden doorgegeven. En zie, op de dag van de begrafenis staan op een veld naast het huis lange rijen gedekte tafels. Aan de gehuurde borden, bestek, glazen en schalen en servetten, geen gebrek. Alle mensen van het dorp zullen na de teraardebestelling worden getrakteerd op een complete driegangenmaaltijd bestaande uit boerengroentensoep gezuurd met room, in tomatensaus gestoofde koolrolletjes gevuld met een mengsel van rijst, gehakt en paddestoelen. Al dat dampende heerlijks wordt geserveerd vanuit een soort open veldkeuken. En voorts staan op tafel schalen met kleine taartjes, gemaakt van moskovisch gebak in drie lagen, die eindeloos worden aangevuld. Daarvoor moet een flink deel van het dorp in de weer zijn geweest.
De Roemeense ziel houdt niet van opsmuk maar wil dicht bij de schepping zijn. Illustratief hiervoor is een zin uit een beroemde gedicht “Ik heb nog een enkele wens” van de nationale schrijver-dichter Mihai Eminescu: “Ik wil geen dure kist maar leg mij op een bed van dunne takken”. Zo wordt ook Melente opgebaard, gehuld in de nationale klederdracht die hij ook droeg tijdens het huwelijk met zijn toen zestienjarige bruid Virginia. Het takkenbed is kunstig gevlochten uit geelbruin wilgenhout van het soort dat wij in Nederlandse moestuinen gebruiken om doperwten te laten klimmen. Melente ligt in de woonkamer, de voeten met een kleurig lint bijeengebonden.
Bijzonder in de Roemeense dorpen is dat elke familie op eigen grond een eigen familiekerkhof je heeft. Het voorgeslacht is zeer nabij. Tijdens een wandeling over de dorpsweg zijn de hofjes overal te zien. Ook Melente heeft een plek gekregen naast zijn voorouders. Daarvoor is in de bevroren zware klei door de sterkste spierballen van het dorp met behulp van breekijzers een diep graf gedolven. Ernaast liggen twee dikke touwen. Met deze hulpstukken zal het lichaam straks centimeter voor centimeter worden neergelaten.
Het dorp loopt leeg. Het erf van Virginia loopt vol. Een lang lint van in het zwart geklede mannen en vrouwen begeeft zich naar de woning van de overledene. Vijf grieks- katholieke priesters schrijden in zwart ornaat in de richting van de boerderij begeleid door de leden van de congregatie die een kruis en zwarte vaandels dragen. De uitvaartdienst, die bijna drie uur zal duren, bestaat uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte speelt zich af in de mooie kamer van het huis waar het lichaam en de aanwezigen, onder begeleiding van zwaar geladen gezangen, wordt bewierrookt en besprenkeld met gewijd water. Alle kamers van het huis staan propvol met aanwezigen die brandende kaarsjes in de hand hebben. Af en toe hoor je een kind “au”roepen. Het huis is te klein om alle bezoekers te kunnen op nemen. De meesten wachten op het erf om het tweede deel te kunnen meemaken.
Na het eerste gedeelte wordt de baar tussen de mensen door naar buiten gedragen en, voor eenieder zichtbaar, op twee provisorisch getimmerde schragen gelegd. Aan het hoofdeind is een lange tafel geplaatst waarachter de vijf priesters een zetel krijgen. De boeken, het evangelie en de epistels die voor hen op tafel liggen doen vermoeden dat het een lang verhaal gaat worden. En dat is ook zo. Virginia krijgt een plaatsje op een krukje naast de baar. Zij en haar dochters weeklagen tijdens de dienst min of meer voortdurend: “Vai de mine, vai de mine”(wee mij, wee mij). Wat de dienst draaglijk maakt is dat de eindeloze gezangen en het geweeklaag zo nu en dan worden ondersteund door kakelende kippen die op hun eigen manier afscheid lijken te nemen. Ook het paard, dat edele dier, draagt af en toe hinnekend zijn steentje bij.
Dan, eindelijk, lijkt de dienst ten einde te zijn. Maar nee hoor, dan begint de predikatie. Een van de priesters, die bekend staat om zijn retorische gaven, is voor deze gelegenheid speciaal uit de stad Cluj-Napoca gekomen. Hij heeft een stem die geen luidsprekeropstelling nodig heeft. De woorden knallen als saluutschoten over de hoofden naar de heuvels. De pauzes die hij neemt en de timing zijn zo goed dat hij het dorpsverdriet tot een algemeen hoogtepunt weet te brengen. Na hem volgt nog mijn vriend de dorpspriester die met zachtere stem de persoonlijke noot inbrengt. Melente was een van degenen die tijdens het veertigjarige communistische bewind het grieks katholisisme ondergronds is blijven beleven. Tenslotte wordt de overledene in processie met vaandels en gezang naar zijn laatste rustplaats gedragen. Ook als de stoet het sappige geurende terrein langs de mestvaalt passeert hebben de religieuze gevoelens de overhand op de reukorganen. Het neerlaten van het lichaam gebeurt onder de ogen van Virginia en is dus een precisiekarwei. Er mag niets misgaan. Tot slot is zij degene die met een hartverscheurende kreet de eerste schep grond in het graf werpt, gevolgd door de andere familieleden.
Als iedereen is teruggekeerd naar het erf volgt de uitnodiging om aan tafel te gaan. Vooraf wordt gezamenlijk een onzevader gebeden. Wat daarna volgt doet denken aan de wonderbare broodvermenigvuldiging. Het voedsel, gebak, de pruimenjenever en de wijn blijven maar komen. Aan het eind van de maaltijd rest nog een andere belangrijke traditie. Er komt een boerenkar aangereden overdekt met kleurrijke dekens. Onder de dekens: 200 vers gebakken broden. Iedere aanwezige en iedere toevallige passant die over de weg komt, krijgt als herinnering een heel vers brood mee naar huis en is verplicht een glas te nuttigen. Want brood symboliseert de verbinding met de aarde en de alcohol legt de spirituele verbinding naar omhoog.
Persoonlijk kende ik Melente en Virginia niet. Wel heb ik de begrafenis, op uitnodiging van mijn vriend de dorpspriester, in zijn geheel meegemaakt. Gisteren ben ik teruggegaan om de weduwe persoonlijk te condoleren. Virginia stelde mijn komst erg op prijs en ik ontmoette opnieuw de Roemeense hartelijkheid. Zij vertelde me dat de dorpelingen hun leven lang van de schamele verdiensten geld opzij zeggen om de begrafenis te kunnen betalen. Het sparen daarvoor is een van de hoogste prioriteiten in het huishoudboekje, zelfs voor degenen die een leven onder het minimum leiden. Als iemand vroeg overlijdt is er meestal geen geld genoeg. Dan moet het evenement toch worden gehouden. Het dorp legt dan botje bij botje.
Go Wammes, 29 maart 2012.
Maak jouw eigen website met JouwWeb