Tien
TIEN (jaar)
Zimpezampezompen
ik kletterde op klompen,
barstend van de dadendrang,
maar voor de bom was ik doodsbang.
Met bretels en sokophouders
eerde ik mijn goede ouders.
Iedere maand ging ik te biecht,
in het hokje, bij een smiecht.
Ik wierp mij voor zijn aanschijn neder
in het ootmoedig besef mijner tekortkomingen.
En zei dat ik had spijt had van mijn zonden
en dat ik straffen had verdiend.
Snoep nooit meer uit de botervloot .
En droom niet van een petticoat.
Wees vroom mijn jong van wieg tot graf,
blijf altoos van van de meisjes af.
Vijf onze vaders en drie weesgegroeten,
Ook jij moet regelmatig boeten.
Volgepropt met indoctrien
kreeg ik voor Godsdienst steeds een tien.
Het eerste tot het tiende gebod,
kwamen vlekkeloos uit mijn strot.
Wie zijn de vier evangelisten?
De vier evangelisten zijn deze drie:
Petrus en Paulus.
Warme nesten vol met welpen,
wacht oud vrouwtje, ik zal u helpen,
want voor mijn hagelwit blazoen
moet moet ik een goede daad nog doen,
als ridder Joris met zijn speer,
die het uiterste dorst wagen,
die het monster heeft verslagen.
Eeuwig is zijn roem en eer.
Jip Jip, Akela wij doen ons best ,
en Bagheera doet de rest.
Het was nacht, stikdonkere nacht,
De rovertjes zaten om een knetterend vuur
en sliepen later in een boerenschuur.
In het vrolijke zomerkamp
hing de geur wortelstamp.
En het potje potje potje vet
werd couplet voor couplet
iedere avond op tafel gezet.
Maak jouw eigen website met JouwWeb