DE ZOON VAN UNCLE SAM
Pal voor de ingang van de supermarkt had de stedenbouwkundige een mooi vierkant vak van betonnen tegels gedacht. Met links en rechts daarvan de fietsenrekken. Het duurde niet lang voordat een ondernemende jongeman bezit nam van deze gouden werkplek. Aan iedere verkochte krant verdiende hij vijftig eurocent. Vaak kochten de winkelende mensen niet eens een krant maar gooiden de munt van het winkelwagentje in zijn wollen muts.
De dakloze ontdekte al snel een belangrijk marktmechanisme. De omzetsnelheid van zijn dagelijkse stapel kranten en de inhoud van zijn muts namen toe naarmate hij meer onschuld en vriendelijkheid uitstraalde. Na een aantal weken voor de spiegel te hebben geoefend had hij zijn droefgeestig gelaat getransformeerd tot een honingzoet engelengezicht. Het resultaat bleef niet uit. Het duurde niet lang of het spreekwoord dat men met honing meer vliegen vangt dan met azijn, had zich ruimschoots bewezen. Vanaf zijn onafscheidelijke werkplek bleef hij de eigenaardigheden van zijn potentiële weldoeners bespieden.
Zijn mensenkennis nam gestadig toe. Op den duur kon hij al van afstand voorspellen wie wel en wie niet zijn krant zou kopen. Hij slaagde er steeds meer in de gedragingen van de passanten te doorgronden. In de ogen van hen die gaven zag hij spontaniteit en openheid. Wat hij opmerkte was de schuwheid waarmee anderen hem ogenschijnlijk links lieten liggen. Ook zag hij dat, wanneer iemand een praatje met hem aanknoopte, anderen even hun pas versnelden om als een schicht de supermarkt in te schieten. Opeens begreep hij dat die versnelling voort moest komen uit een geleidelijk toenemend gevoel van onbehaaglijkheid. Hoe vaker deze mensen niets gaven, des te zwaarder werd het gewicht van hun schuldgevoel.
Hoewel hij inmiddels meer dan tevreden was zon hij toch op nieuwe middelen om zijn omzet te verhogen. Als een ware marketingexpert begon hij in te spelen op de schuldcomplexen. Als mensen hem passeerden neeg hij met zijn rechterbeen, hield zijn hoofd scheef en maakte een lichte revérence. En warempel, de harde schil van het marktsegment dat hem altijd negeerde begon barsten te vertonen. Meer en meer voorbijgangers gingen overstag en wierpen een graantje van hun welvaart in zijn muts. Toen ook dat deel van de markt verzadigd was ging hij weer een stapje verder en begon luidkeels ‘goedemorgen’ en ‘goedemiddag’ te zeggen. Tenslotte kwam het moment waarop de groeimogelijkheden uitgeput waren. En hij begreep, dat wanneer er niets veranderde, hij voortaan genoegen zou moeten nemen met slechts de inflatiecorrectie.
Nadat hij op kerstavond zijn laatste krant verkocht nam de dakloze rillend van de winterkou de bus naar het rietgedekte landhuis in Blaricum. ‘Ir. Samuel Kuiper, stedenbouwkundige’ stond er op het naambord. Toen Samuel de deur opende herkende de dakloze direct weer de dollartekens in de ogen van zijn vader. ‘God zijn geloofd. Hoe lang heb je de werkplek nu geëxploiteerd jongen’, zo sprak de man met de gelaatstrekken van de Amerikaanse vlag. ‘Hoe lang heb je op mijn tegels gestaan ?’‘Vandaag drie jaar vader,’ sprak de dakloze. ‘Maar het leven naast de supermarkt is kouder dan het geld dat ik verdien. Ik vraag je om de warmte onder jouw dak. En ik wil ook wel eens hogerop.’
‘Uitstekend’ zei de vader. ‘Je hebt nu genoeg ervaring om op de markt een stroopwafelkraam te beginnen. Maar je weet wat we hebben afgesproken. Mijn commissie blijft tien procent. Kom nu maar binnen. Dan slacht ik het gemeste kalf.’
Maak jouw eigen website met JouwWeb