Sonnet (volgens Wikipedia)
Een sonnet (< Italiaans sonetto of Provençaals sonet 'liedje') of klinkdicht is een veertienregelig metrisch gedicht. Het is door de eeuwen heen waarschijnlijk de populairste dichtvorm in de westerse letterkunde.
Het volgende Nederlandse sonnet van Martinus Nijhoff: volgens het schama: 4 - 4 - 3 - 3 vind ik een van de mooiste.
Dit schema heb ik in al mijn sonnetten gehanteerd. (Go)
vers | (rijm) | opmerking | |
---|---|---|---|
Ik ging naar Bommel om de brug te zien. | (a) | 1e kwatrijn | octaaf |
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden | (b) | ||
die elkaar vroeger schenen te vermijden, | (b) | ||
worden weer buren. Een minuut of tien | (a) | ||
witregel (wordt soms weggelaten) | |||
dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken, | (c) | 2e kwatrijn | |
mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd - | (d) | ||
laat mij daar midden uit oneindigheid | (d) | ||
een stem vernemen dat mijn oren klonken. | (c) | ||
witregel | |||
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer | (e) | 1e terzine | sextet |
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. | (f) | ||
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer, | (e) | ||
witregel (wordt soms weggelaten) | |||
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. | (f) | 2e terzine | |
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. | (e)← wending | ||
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. | (f) |
Maak jouw eigen website met JouwWeb